Tijdens dit semester hebben we zoveel verschillende visies op de kunst gezien die allemaal op de een of andere manier logisch zijn, dat ik zelf niet meer goed weet hoe ik tegenover de kunst sta. Als het me toch gevraagd zou worden, zou mijn antwoord zijn dat de kunst nooit kan ophouden met iets te betekenen. Wat dat precies inhoudt, of het nu iets betekent voor je zelfbewustwording, voor de maker, of voor juist alle toeschouwers apart, is niet significant in mijn ogen. Kunst zou een manier moeten zijn om je eigen ideeën tot uiting te brengen, ongeacht wat de toeschouwers -waaronder de filosofen- daarvan vinden. Ik sluit me wel voor een stuk aan bij Lyotard en Hegel als ze zeggen dat het een doel van de kunst kan zijn om het individu de kans te geven nieuwe kennis te verwerven. Deze kennis kan al dan niet leiden tot een zelfbewustwording van de Geest.
Zo een kennis wordt meestal niet verwerft door oppervlakkig naar het kunstwerk te kijken. In zeker zin ben ik er dus van overtuigd dat er achter elk kunstwerk iets meer schuilgaat als je het de kans geeft zich te laten zien en dus geloof ik voor een stuk wel in het concept van 'anima minima'.
Kort gezegd; ik vind dat de kunst hetgeen mag zijn wat de kunstenaar wilt dat het is. Het lijkt me sterk dat mensen die eigenlijk geen directe link met kunst hebben, gaan oordelen over de stukken die andere kunstenaars maken en bepalen of deze al dan niet kunst zijn.
Bijvoorbeeld als Hegel zegt dat de kunst niet meer bestaat. Bij deze uitspraak moet je een hoog zelfbeeld van jezelf hebben om te denken dat je dit zomaar kan zeggen en als enige waarheid kan beschouwen.
De besproken filosofen geven telkens hun visie op de kunst weer maar het is niet omdat zij dit beschouwen als de juiste manier van denken of de enige waarheid dat de lezers dit klakkeloos moeten aanvaarden. Zo kunnen we ons ook afvragen of de filosofie nog iets te betekenen heeft, buiten hun kritiek op de maatschappij (of hier: de kunstenaars). Want in de filosofie is het nooit goed hoe het is, er wordt steeds een nieuwe wereld geschetst waarin alles beter is. Misschien kunnen we hier ook kritiek op beginnen geven...
Kunstfilosofische reflecties
zondag 19 mei 2019
zaterdag 18 mei 2019
7 visies op Dalí
Aan de hand van het kunstwerk 'verzoeking van de heilige Antonius (1946)' van Salvador Dalí, zal ik de mening van een aantal filosofen op dit werken proberen te verwoorden.
Dit kunstwerk werd gemaakt voor een wedstrijd en moest de strijd tussen goed en kwaad helder illustreren. Aangezien dit schilderij gemaakt was op basis van deze strijd, bevat het kunstwerk een betekenis. Nietzsche staat erg achter kunstwerken die een betekenis bevatten en zou dit, in de tijd van Dalí -waar iedereen wist waarvoor het schilderij stond- een puik kunstwerk vinden. Als de symboliek erachter echter zoek is en het schilderij dus niets meer is dan een abstract werk zonder betekenis, zou Nietzsche dit niet als kunst beschouwen. Volgens hem is de huidige mens het ontgroeid om een symboliek achter een kunstwerk te vinden en stelt hij dus dat het werk rond 1946 wel degelijk kunst was maar dat dit vandaag niet meer het geval is.
Hegel zal altijd een kunstwerk bekijken met de poging om tot een zelfbewustwording van de Geest te komen. Aangezien dit kunstwerk een illustratie is van het goede en het kwade, heeft het potentieel om tot een innerlijk te besef te komen. Hieruit volgt dat ook Gadamer dit als kunst zou beschouwen, omdat hij net als Hegel vindt dat kunst je iets moet bijbrengen. het enige verschil is dat het bij Gadamer meer gaat om bewustwording van ieder individu. In zeker zin zou je dit kunstwerk als subliem kunnen beschouwen omdat het over een onderwerp gaat dat groter is dan ieder individu en dit dus de mens overstijgt. Kant is het hier niet mee eens omdat hij niet gelooft dat de mens in staat is om iets subliem te maken. Hij kan dit werk dus wel als kunst beschouwen maar dan enkel in de vorm van schone kunst. Als we Plato over dit kunstwerk een mening laten uiten, zou hij het er moeilijk mee hebben om dit kunst te noemen. Plato stelt dat enkel de afbeelding op zich kunst kan zijn. Dit schilderij is voortgekomen uit de ideeën van Dalí zelf, het is dus geen replica van iets dat al bestond. Hij gebruikte enkel zijn gedachte als basis. Aan de andere kant heeft Plato een hekel aan dienende kunst omdat dit te ver staat van het oorspronkelijke, hetgeen waar God als schepper maat één exemplaar van heeft gemaakt. Aangezien dit schilderij speciaal voor een wedstrijd gemaakt is, kan het niet de stempel van pure kunst krijgen. Ook Houellebecq sluit zich hierbij aan omdat voor hem de kunstenaar een genie is. Een genie kan je volgens hem alleen zijn als de kunst je overkomt en als je als kunstenaar hieronder lijdt. Dalí had controle over dit kunstwerk, hij maakte het bewust en daaruit volgt dat dit niet door een genie en bij gevolg dus een kunstenaar gemaakt is waardoor je logischerwijs dit ook niet als kunst kan beschouwen. Ik heb al eerder vermeld dat dit kunstwerk een vorm van het sublieme kan bevatten omdat het over Goddelijke' thema's gaat en dit beangstigend kan zijn. Volgens Lyotard maakt een kunstenaar die het sublieme nastreeft zich noodgedwongen belachelijk en zou dit kunstwerk dus niet serieus genomen mogen worden. Ik denk echter dat als het sublieme van een kunstwerk komt door de 'sublieme' (hier: Goddelijke) boodschap die erachter zit, het wel degelijk als een serieus kunstwerk beschouwd kan worden. Als het kunstwerk eigenlijk niets afbeeldt en enkel inspeelt op angst, heeft Lyotard wel gelijk in mijn ogen.
Dit kunstwerk werd gemaakt voor een wedstrijd en moest de strijd tussen goed en kwaad helder illustreren. Aangezien dit schilderij gemaakt was op basis van deze strijd, bevat het kunstwerk een betekenis. Nietzsche staat erg achter kunstwerken die een betekenis bevatten en zou dit, in de tijd van Dalí -waar iedereen wist waarvoor het schilderij stond- een puik kunstwerk vinden. Als de symboliek erachter echter zoek is en het schilderij dus niets meer is dan een abstract werk zonder betekenis, zou Nietzsche dit niet als kunst beschouwen. Volgens hem is de huidige mens het ontgroeid om een symboliek achter een kunstwerk te vinden en stelt hij dus dat het werk rond 1946 wel degelijk kunst was maar dat dit vandaag niet meer het geval is.
Hegel zal altijd een kunstwerk bekijken met de poging om tot een zelfbewustwording van de Geest te komen. Aangezien dit kunstwerk een illustratie is van het goede en het kwade, heeft het potentieel om tot een innerlijk te besef te komen. Hieruit volgt dat ook Gadamer dit als kunst zou beschouwen, omdat hij net als Hegel vindt dat kunst je iets moet bijbrengen. het enige verschil is dat het bij Gadamer meer gaat om bewustwording van ieder individu. In zeker zin zou je dit kunstwerk als subliem kunnen beschouwen omdat het over een onderwerp gaat dat groter is dan ieder individu en dit dus de mens overstijgt. Kant is het hier niet mee eens omdat hij niet gelooft dat de mens in staat is om iets subliem te maken. Hij kan dit werk dus wel als kunst beschouwen maar dan enkel in de vorm van schone kunst. Als we Plato over dit kunstwerk een mening laten uiten, zou hij het er moeilijk mee hebben om dit kunst te noemen. Plato stelt dat enkel de afbeelding op zich kunst kan zijn. Dit schilderij is voortgekomen uit de ideeën van Dalí zelf, het is dus geen replica van iets dat al bestond. Hij gebruikte enkel zijn gedachte als basis. Aan de andere kant heeft Plato een hekel aan dienende kunst omdat dit te ver staat van het oorspronkelijke, hetgeen waar God als schepper maat één exemplaar van heeft gemaakt. Aangezien dit schilderij speciaal voor een wedstrijd gemaakt is, kan het niet de stempel van pure kunst krijgen. Ook Houellebecq sluit zich hierbij aan omdat voor hem de kunstenaar een genie is. Een genie kan je volgens hem alleen zijn als de kunst je overkomt en als je als kunstenaar hieronder lijdt. Dalí had controle over dit kunstwerk, hij maakte het bewust en daaruit volgt dat dit niet door een genie en bij gevolg dus een kunstenaar gemaakt is waardoor je logischerwijs dit ook niet als kunst kan beschouwen. Ik heb al eerder vermeld dat dit kunstwerk een vorm van het sublieme kan bevatten omdat het over Goddelijke' thema's gaat en dit beangstigend kan zijn. Volgens Lyotard maakt een kunstenaar die het sublieme nastreeft zich noodgedwongen belachelijk en zou dit kunstwerk dus niet serieus genomen mogen worden. Ik denk echter dat als het sublieme van een kunstwerk komt door de 'sublieme' (hier: Goddelijke) boodschap die erachter zit, het wel degelijk als een serieus kunstwerk beschouwd kan worden. Als het kunstwerk eigenlijk niets afbeeldt en enkel inspeelt op angst, heeft Lyotard wel gelijk in mijn ogen.
Een sprankeltje anima minima in 'Le Chicon'
In deze blog wil ik graag even terugkijken naar de voorstelling Le Chicon van Maxime Waladi. Maxime schetste op een grappige manier het verloop van zijn leven dat hem gemaakt heeft tot wie hij momenteel is. Hij vertelde een persoonlijk en emotioneel verhaal met humor als afleiding of opluchting voor als het even te serieus en zwaar zou zijn door al de emoties die opgewekt zouden kunnen worden. Maxime kende geen schaamte, zowel in zijn woorden niet als in zijn daden. Hij vertelde gewoon zijn verhaal, zonder schoonheidsfilter om de harde realiteit te verbergen. Hij sprak over tal van onderwerpen die de naam taboe waardig zijn. In zeker zin maakte hij gebruik van onze (het publiek hun) anima minima, namelijk ons vermogen om achter de humor te kijken en hier iets aan te wakkeren dat ons werkelijk raakt. Je kan de reële boodschap die Maxime wilde overbrengen ook zien als een poging om ons het sublieme te laten ervaren. Deze achterliggende boodschap is niet iets waar we met plezier aan terugdenken, in tegendeel: het schrikt ons af, we voelen medelijden maar laten dit gevoel niet aan de oppervlakte komen omdat we dan oog in oog komen te staan met onze onmacht. En dit is iets waar geen mens bij wilt stilstaan.
Door te horen wat voor situaties er bestaan, beginnen we te denken aan de mogelijkheid dat wij in zo een situatie terecht zouden komen. Dit zorgt er dan weer voor dat we er direct aan herinnerd worden hoeveel geluk wij hebben in onze huidige levenssituatie. Hier zien we met andere woorden twee kenmerken van het concept 'il y a', namelijk het opkomen van het factum van het bestaan (blij zijn met je leven) en tegelijkertijd het besef dat er de mogelijkheid is van het niet bestaan, namelijk dat je je evengoed in die andere situatie kon bevinden. Dit is uiteraard niet hetzelfde als het alsmaar doorgaande besef dat je bestaat en dat je er dus evengoed niet had kunnen zijn maar omdat Le Chicon een vorm van anima minima bevat, denk ik dat de 'il y a' kenmerken hier ook toepasbaar op kunnen zijn.
Door te horen wat voor situaties er bestaan, beginnen we te denken aan de mogelijkheid dat wij in zo een situatie terecht zouden komen. Dit zorgt er dan weer voor dat we er direct aan herinnerd worden hoeveel geluk wij hebben in onze huidige levenssituatie. Hier zien we met andere woorden twee kenmerken van het concept 'il y a', namelijk het opkomen van het factum van het bestaan (blij zijn met je leven) en tegelijkertijd het besef dat er de mogelijkheid is van het niet bestaan, namelijk dat je je evengoed in die andere situatie kon bevinden. Dit is uiteraard niet hetzelfde als het alsmaar doorgaande besef dat je bestaat en dat je er dus evengoed niet had kunnen zijn maar omdat Le Chicon een vorm van anima minima bevat, denk ik dat de 'il y a' kenmerken hier ook toepasbaar op kunnen zijn.
dinsdag 26 maart 2019
Tweede ontmoeting Kunsthumaniora
Bij onze tweede ontmoeting met De!Kunsthumaniora hadden de leerlingen zich gefocust op de uitwerking van de vraag: 'Wat kan de kunst nog betekenen in de 21ste eeuw.' Enkele ideeën sloten mooi aan bij de vraagstelling zoals de voorbeelden om de kunst een therapeutische of choquerende werking te laten geven. Anderen weken echter meer uit van de vraag en waren (misschien net daardoor) des te interessanter. Op een gegeven moment kwamen we op een onderwerp in verband met vrouwelijkheid en zijn we helemaal los gekomen van de vraag. Het meisje in kwestie, Emma wilde de term vrouwelijkheid en de criteria waar je aan dient te voldoen om vrouw te zijn, onderzoeken. Toen kwamen we op de vraag wat het eigenlijk inhoudt om een vrouw te zijn. Want is alles wat we tot nu toe gedaan hebben niet met de bedoeling ons aan te passen aan de gemeenschap? Aangezien de man vroeger in het voordeel was om de fysieke arbeid te verrichten, werden de vrouwen bijna gedwongen om voor de minder uitdagende zaken te zorgen. Vanaf het begin bepaalde de man dus het systeem dat leidde tot een dagelijkse sleur en paste de vrouw zich hier aan aan. Je kan stellen dat het een natuurlijke reflex is om de taak in kwestie te laten uitvoeren door de meest geschikte kandidaat. Echter, wat als dit geen natuurlijk fenomeen is en dat de mannen x aantal jaar geleden hun superioriteitsgevoel handmatig hebben opgelegd. Vrouwen hebben namelijk de mogelijkheid om kinderen voort te brengen, bezaten iets wat mannen niet hadden of begrepen. Hierdoor konden ze gezien worden als een soort godin. Om niet onder te doen aan de 'gave' van de vrouw, namen de mannen iets en maakten het hun eigen. Zie hier het begin van de patriarchale wereld. Ik zou willen aanstippen dat dit echter slechts een visie is die gezegd werd in onze groep, dit betekend niet dat u dit klakkeloos moet aannemen maar voor mij wekt het wel vragen op en is het interessant om me af te vragen wat er eerst was: de kip of het ei? Kwam het superioriteitsgevoel na het natuurlijk fenomeen dat we survival of the fittest noemen of was er eerst het opgelegde gevoel van superioriteit dat verscholen werd achter het biologische aspect.
verder ging Max in tegen de stelling dat de kunst ten einde is, wat me een logische reflex lijkt als je een richting studeert die zich focust op de kunst, want waarom zou je je gooien in iets dat geen toekomt bezit. Hoewel hij het niet eens was met de voorgaande visie van
Hegel, stemde hij wel in met zijn gedachtegang dat je een kunstwerk moet beleven en de voorbedachte sfeer moet kunnen voelen om werkelijk te kunnen spreken van een kunstwerk. Althans, zo heb ik het begrepen.
Juliette focuste zich niet zozeer op de aanwezigheid van sfeer maar eerder op het blijven hangen of iets kunnen betekenen van het kunstwerk. Dit loop parallel met de filosofie van Hegel waarin hij stelt dat een kunstwerk pas als kunst beschouwd kan worden als het een betekenis of (zelf)reflectie teweeg brengt bij de toeschouwer.
Ik vond het mooi om te zien dat iedereen zijn eigen verwerking van de vraag op zo een manier verdraaid had dat ze het interessant vonden om hiermee verder te werken. Natuurlijk gaat het bij alles makkelijker als je de actie graag doet maar in dit geval is het denk ik essentieel. Als je je zelf gooit in het maken van het kunstwerk, komt de boodschap of de sfeer sterker over en aangezien dit de bedoeling is van een aantal leerlingen, is hun methode van je eigen visie of interesse in het kunstwerk te verwerken ideaal.
verder ging Max in tegen de stelling dat de kunst ten einde is, wat me een logische reflex lijkt als je een richting studeert die zich focust op de kunst, want waarom zou je je gooien in iets dat geen toekomt bezit. Hoewel hij het niet eens was met de voorgaande visie van
Hegel, stemde hij wel in met zijn gedachtegang dat je een kunstwerk moet beleven en de voorbedachte sfeer moet kunnen voelen om werkelijk te kunnen spreken van een kunstwerk. Althans, zo heb ik het begrepen.
Juliette focuste zich niet zozeer op de aanwezigheid van sfeer maar eerder op het blijven hangen of iets kunnen betekenen van het kunstwerk. Dit loop parallel met de filosofie van Hegel waarin hij stelt dat een kunstwerk pas als kunst beschouwd kan worden als het een betekenis of (zelf)reflectie teweeg brengt bij de toeschouwer.
Ik vond het mooi om te zien dat iedereen zijn eigen verwerking van de vraag op zo een manier verdraaid had dat ze het interessant vonden om hiermee verder te werken. Natuurlijk gaat het bij alles makkelijker als je de actie graag doet maar in dit geval is het denk ik essentieel. Als je je zelf gooit in het maken van het kunstwerk, komt de boodschap of de sfeer sterker over en aangezien dit de bedoeling is van een aantal leerlingen, is hun methode van je eigen visie of interesse in het kunstwerk te verwerken ideaal.
vrijdag 8 maart 2019
Het gras is altijd groener aan de andere kant
De voorstelling Platonov, geregisseerd door Matthias Van De Brul (die tevens een van de hoofdrollen speelde), was zeer interessant om te zien. Ik weet zelf te weinig over theater om er een smaakoordeel over te kunnen vellen maar ik kan wel zeggen dat het toneelstuk me boeide en vastzette in de op het podium gecreëerde wereld. Tegen het einde toe werd het duidelijk dat Platonov alleen maar geïnteresseerd was in Sofia toen zij zijn avances nog standvastig afweerde. Deze opvatting -waarbij mensen enkel iets willen wanneer ze het niet (meer) kunnen krijgen- werd hier duidelijk aangehaald. Dit lijkt me een actueel thema. Kant heeft het hierover als hij het sublieme uitlegt. Als we het sublieme en schone even toepassen op mensen in plaats van op kunst, kan ik mijn redenering uitleggen. Het sublieme wordt omschreven als niet te begrijpen en als iets dat ver buiten ons bereik ligt terwijl schoon wordt afgebeeld als het bevestigd zien van de rede.
Omdat het sublieme niet te begrijpen valt, kan dit gezien worden als iets bedreigend en sterker nog, als een bedreiging voor de bevestiging van de rede. Dit zien we terug bij het fenomeen waarbij je iets of iemand niet kunt krijgen en hierdoor enorm aan jezelf gaat twijfelen. Deze twijfeling is met andere woorden de tegenpool van bevestiging en kan dus omschreven worden als een gevolg van het sublieme.
Een andere visie op de hiervoor genoemde opvatting wordt geïllustreerd door Michel Houellebecq. Hij vertelt in één van zijn boeken dat wanneer je dicht bij het vinden van geluk bent, het leven ingrijpt om dit te voorkomen. Dat wil zeggen, op het moment dat je bijvoorbeeld in een depressie zit en dus ver van het geluk vandaan zit, wil je niets anders dan gelukkig zijn. Maar vanaf het moment dat je hier dichterbij komt, begin je te twijfelen omdat je vreest dat je nog steeds niet gelukkig zal zijn als je deze eindfase bereikt zult hebben. Met andere woorden, je bent dicht bij het einddoel, begint te twijfelen en je drang om gelukkig te worden is opeens niet meer zo groot.
Normaliter vind ik het moeilijk om toneelstukken als kunst te beschouwen maar bij dit stuk waren de gezichtsuitdrukkingen (en dan vooral die van Matthias) zo goed dat ze me echt raakten. De dingen die er gezegd werden, gaven stof tot nadenken en creëerden zo de mogelijkheid tot een zelfbewustwording van de mens. Alles wat tot deze zelfbewustwording van de geest kan leiden, beschouwt Hegel als kunst en wie ben ik om daar tegen in te gaan.
Omdat het sublieme niet te begrijpen valt, kan dit gezien worden als iets bedreigend en sterker nog, als een bedreiging voor de bevestiging van de rede. Dit zien we terug bij het fenomeen waarbij je iets of iemand niet kunt krijgen en hierdoor enorm aan jezelf gaat twijfelen. Deze twijfeling is met andere woorden de tegenpool van bevestiging en kan dus omschreven worden als een gevolg van het sublieme.
Een andere visie op de hiervoor genoemde opvatting wordt geïllustreerd door Michel Houellebecq. Hij vertelt in één van zijn boeken dat wanneer je dicht bij het vinden van geluk bent, het leven ingrijpt om dit te voorkomen. Dat wil zeggen, op het moment dat je bijvoorbeeld in een depressie zit en dus ver van het geluk vandaan zit, wil je niets anders dan gelukkig zijn. Maar vanaf het moment dat je hier dichterbij komt, begin je te twijfelen omdat je vreest dat je nog steeds niet gelukkig zal zijn als je deze eindfase bereikt zult hebben. Met andere woorden, je bent dicht bij het einddoel, begint te twijfelen en je drang om gelukkig te worden is opeens niet meer zo groot.
Normaliter vind ik het moeilijk om toneelstukken als kunst te beschouwen maar bij dit stuk waren de gezichtsuitdrukkingen (en dan vooral die van Matthias) zo goed dat ze me echt raakten. De dingen die er gezegd werden, gaven stof tot nadenken en creëerden zo de mogelijkheid tot een zelfbewustwording van de mens. Alles wat tot deze zelfbewustwording van de geest kan leiden, beschouwt Hegel als kunst en wie ben ik om daar tegen in te gaan.
dinsdag 26 februari 2019
Eerste ontmoeting kunsthumaniora
Ik vond het enorm interessant om de leerlingen van De!Kunsthumaniora te ontmoeten. Wat me direct opviel, was hoe anders het hier was qua sfeer, concept en manier van omgaan met elkaar. Voor ik de leerlingen in kwestie leerde kennen, voelde ik me een beetje bevreemd van al het vooorgaande. Ik was bang dat er vooroordelen of te grote verschillen zouden zijn maar niets was minder waar. Dit merkte ik duidelijk bij het filodaten, wat voor iedereen denk ik wel spannend of persoonlijk moment was. Je toont jezelf namelijk helemaal door je mening te geven over een aspect van de kunst en zij vormen hun idee over jou op basis van deze drie minuten. Ik heb me uiteindelijk over deze gedachte kunnen zetten en ben opgelucht over het resultaat dat hieruit voortgevloeid is.
De vraag die ik stelde was: Mag de kunst materiële of fysieke schade aanrichten?
De antwoorden in verband met het materiele aspect van de vraag varieerden enorm. Zo herinner ik me dat sommigen onder hun zeiden: 'absoluut niet, waarom zou iemand anders moeten leiden onder mijn ideeën?' Aan de andere kant waren er ook mensen die zeiden dat dit in hun ogen absoluut zou mogen. Hun argument hiervoor was dat alles vervangbaar was en waarom zouden we deze zaken dan niet mogen gebruiken om een boodschap sterker over te brengen. Dit liet me nadenken over het concept 'vervangbaar'. Om nu het voorbeeld te geven van een gebouw, uiteraard is dit vervangbaar, maar is bijvoorbeeld een herinnering dat niet ook? Maken we niet steeds plaats voor nieuwe herinneringen door de ander te verdringen of, beter gezegd, te vervangen? Natuurlijk kan je je hier de vraag stellen of herinneringen in de betekenis van het materiele passen. Daarom zal ik mijn gedachtegang illustreren met een ander voorbeeld. Neem nu dat de kunstenaar jou kinderlijk huis gebruikt om zijn of haar statement te maken. Puur technisch gezien is het huis een bouwwerk dat opgebouwd is uit stenen en ander objectief materiaal en kan het dus gezien worden als iets dat vervangbaar is. Hier komt de moeilijkheid van de kwestie: waar ligt de grens tussen het verschil in vervangbaar voor de samenleving of vervangbaar voor een individu? Deze grens is moeilijk te trekken omdat wij als mens zonder er bij na te denken een subjectief gevoel krijgen bij elke materie die we in ons opnemen. Ik denk dat we hieruit kunnen stellen dat het woord 'vervangbaar' voor iedereen een andere betekenis heeft en dat er geen concreet antwoord mogelijk is op de vraag of de kunst al dan niet materiele schade mag aanrichten.
De antwoorden die kwamen op het fysieke aspect van de vraag waren simpeler. Iedereen was het ermee eens dat je jezelf mag pijnigen voor de kunst. Of dit een weldoordachte beslissing is, is een andere kwestie, maar de keuze ligt bij de persoon zelf. Toen ik vroeg of een kunstenaar andere mensen fysiek mocht schaden, zeiden de meesten dat ze dit een vreemde gedachte vonden maar als de schade gebeurt met wederzijdse toestemming zagen ze niet in waarom dit een probleem zou zijn. Dit vind ik dan weer moeilijk omdat ik er niet zeker van ben dat iedereen in staat is de beslissing voor zichzelf te maken. Stel nu dat je depressief bent en echt even geen zin meer hebt om verder te gaan en je op dat moment de keuze maakt om jezelf te laten pijnigen voor de kunst. In dit geval neemt de kunstenaar alle vooruitzichten voor een mogelijke toekomst af en heeft hij als het ware een niet terug te draaien invloed op het leven van iemand anders. Ik vind niet dat de kunstenaar in staat mag zijn de toekomst van een ander af te nemen, ook al had hij op dat specifieke moment hier de'toestemming' voor.
De vraag die ik stelde was: Mag de kunst materiële of fysieke schade aanrichten?
De antwoorden in verband met het materiele aspect van de vraag varieerden enorm. Zo herinner ik me dat sommigen onder hun zeiden: 'absoluut niet, waarom zou iemand anders moeten leiden onder mijn ideeën?' Aan de andere kant waren er ook mensen die zeiden dat dit in hun ogen absoluut zou mogen. Hun argument hiervoor was dat alles vervangbaar was en waarom zouden we deze zaken dan niet mogen gebruiken om een boodschap sterker over te brengen. Dit liet me nadenken over het concept 'vervangbaar'. Om nu het voorbeeld te geven van een gebouw, uiteraard is dit vervangbaar, maar is bijvoorbeeld een herinnering dat niet ook? Maken we niet steeds plaats voor nieuwe herinneringen door de ander te verdringen of, beter gezegd, te vervangen? Natuurlijk kan je je hier de vraag stellen of herinneringen in de betekenis van het materiele passen. Daarom zal ik mijn gedachtegang illustreren met een ander voorbeeld. Neem nu dat de kunstenaar jou kinderlijk huis gebruikt om zijn of haar statement te maken. Puur technisch gezien is het huis een bouwwerk dat opgebouwd is uit stenen en ander objectief materiaal en kan het dus gezien worden als iets dat vervangbaar is. Hier komt de moeilijkheid van de kwestie: waar ligt de grens tussen het verschil in vervangbaar voor de samenleving of vervangbaar voor een individu? Deze grens is moeilijk te trekken omdat wij als mens zonder er bij na te denken een subjectief gevoel krijgen bij elke materie die we in ons opnemen. Ik denk dat we hieruit kunnen stellen dat het woord 'vervangbaar' voor iedereen een andere betekenis heeft en dat er geen concreet antwoord mogelijk is op de vraag of de kunst al dan niet materiele schade mag aanrichten.
De antwoorden die kwamen op het fysieke aspect van de vraag waren simpeler. Iedereen was het ermee eens dat je jezelf mag pijnigen voor de kunst. Of dit een weldoordachte beslissing is, is een andere kwestie, maar de keuze ligt bij de persoon zelf. Toen ik vroeg of een kunstenaar andere mensen fysiek mocht schaden, zeiden de meesten dat ze dit een vreemde gedachte vonden maar als de schade gebeurt met wederzijdse toestemming zagen ze niet in waarom dit een probleem zou zijn. Dit vind ik dan weer moeilijk omdat ik er niet zeker van ben dat iedereen in staat is de beslissing voor zichzelf te maken. Stel nu dat je depressief bent en echt even geen zin meer hebt om verder te gaan en je op dat moment de keuze maakt om jezelf te laten pijnigen voor de kunst. In dit geval neemt de kunstenaar alle vooruitzichten voor een mogelijke toekomst af en heeft hij als het ware een niet terug te draaien invloed op het leven van iemand anders. Ik vind niet dat de kunstenaar in staat mag zijn de toekomst van een ander af te nemen, ook al had hij op dat specifieke moment hier de'toestemming' voor.
maandag 14 januari 2019
Tuymans en plagiaat
Ikzelf vind dat Tuymans geen plagiaat gepleegd heeft aangezien hij doelde op een parodie. Om iets te parodiëren, heb je uiteraard iets nodig dat als insteek voor je gedachten kan dienen.
Tuymans zijn intenties zijn geheel anders, alsook het kunstwerk zelf. Tuymans heeft de foto van Katrijn Van Giels niet overgenomen (we kunnen wel stellen dat hij deze als bron gebruikte), hij heeft de foto subjectief geïnterpreteerd en dit naar eigen opvatting weergegeven. Het is als het ware een verdere bewerking van de foto, geen reproductie.
Plato zou volgens mij zeggen dat alles wat niet het idee zelf is, een vervormde weergave van de werkelijkheid is. Dit wil zeggen dat je verwezenlijking altijd ondergeschikt zal zijn aan je subjectieve indruk. Als we hier op verdergaan, is het logisch dat nooit twee werken die op iets gebaseerd zijn, identiek kunnen zijn. Zo kunnen logischerwijs stellen dat een kunstwerk nooit identiek kan zijn aan hetgeen wat die kunstenaar namaakt, net door de verscheidenheid van interpretaties die mogelijk zijn. Nu bij Tuymans het niet de bedoeling was om de foto te reproduceren, lijkt me dat we plagiaat hier helemaal kunnen uitsluiten.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Afsluitende post
Tijdens dit semester hebben we zoveel verschillende visies op de kunst gezien die allemaal op de een of andere manier logisch zijn, dat ik ...
-
De voorstelling Platonov, geregisseerd door Matthias Van De Brul (die tevens een van de hoofdrollen speelde), was zeer interessant om te zie...
-
Aan de hand van het kunstwerk 'verzoeking van de heilige Antonius (1946)' van Salvador Dalí, zal ik de mening van een aantal filosof...
-
Bij onze tweede ontmoeting met De!Kunsthumaniora hadden de leerlingen zich gefocust op de uitwerking van de vraag: 'Wat kan de kunst nog...